The Global 500 and other stories
Harco Haagsma, Germaine Koh, Ed Pien, Oliver Ressler‘The Global 500 and other Stories’ wordt gedragen door vier kunstenaars die geen specifieke videowerken maken, maar dit medium eerder en passant gebruiken.
Dit kan verwondering opwekken, omdat de tentoonstelling een onderdeel vormt van het World Wide Video Festival. De keuze van W139 voor deze kunstenaars lag echter juist in de integratie van het bewegende beeld in een nadrukkelijke setting van andere media. Voor hen is video kortom just as good or bad a medium as any other medium.
De vier grote installaties die in voor- en achterzaal getoond worden vormen een eenheid in uitstraling, intentie en energie. Inhoudelijk verschillen ze echter net zo veel als de windstreken waar de kunstenaars vandaan komen. De verhalen die zij vertellen zijn in het werk begrensd en hebben telkens hun eigen, boeiende invalshoeken. Alle werken zijn speciaal voor deze festivaltentoonstelling en de W139-zalen gemaakt.
In de voorzaal toont Oliver Ressler (Oostenrijk, 1970) het doorwrochte ‘The Global 500’. Een installatie zonder enige artisticiteit, gebaseerd op een hardnekkige research. Dit welhaast puur inhoudelijk werk onderzoekt de strategien die de 500 grootste multinationals van de wereld er op na houden om- trent het begrip ‘globalisering’. De kijker wordt geconfronteerd met honderden citaten en bewerkte beelden uit de jaarrapporten van de werkelijke protagonisten van de wereldpolitiek. Daarnaast zijn de kritische stemmen van een zestal theoretici te horen in een documentaire waarin Ressler hen interviewt en tot analyses beweegt.
De installatie wil niet direct een aanklacht zijn maar bezorgt de toeschouwer een verbijsterend inzicht in de duistere wereld van de mondialisering. Een wereld waar de zogenaamde goede intenties en toe- komstidealen altijd gesmoord worden in macht en geld, veel geld. ‘The Global 500’ is een politiek statement over een niet altijd zichtbare naakte essentie van hoe ons leven wordt gedirigeerd en is daarmee niet slechts voor economen interessant.
Het traject brengt ons naar de achterzaal waar Germaine Koh(Maleisie,1967) twee videoinstallaties laat zien. De eerste is een overheadmonitor getiteld 'Trek’. Een half uur durende tape waarin de onzekere reis van een papieren zakdoekje in close-up wordt gevolgd. Het behelst een klein episch drama van een nietig object in een stedelijke omgeving in lange shots fadend naar zwart.
Haar tweede installatie, ‘Side Piece’, verhaalt over twee stadsbanken die dagelijks bezocht worden door vier mannen,die zich onledig houden met eten, drinken en het becommentarieren van de actie rondom hen. Het weer verandert, onbekenden komen en gaan, buiten het beeld gebeurt van alles en dagen worden nachten. Op de geluidsband horen we tegelijkertijd de stemmen en geluiden van de ruimte van waaruit de bankjes gefilmd zijn, eveneens de dagelijkse routine openbarend. De video duurt een dag, nl. acht uur, en wordt gepresenteerd op een monitor op een tafel met stoelen. Het werk is daarmee eerder gezelschap dan entertainment. Koh laat ons, net als in ‘TRek’ deelgenoot zijn van het meestal onopgemerkte drama dat ons leven omringt en vormgeeft.
Harco Haagsma (Nederland, 1964) maakte speciaal voor de achterzaal een titelloze installatie waarin hij wederom een fabelachtige techniek combineert met de onbevangenheid van de toeschouwer. Zoals in eerdere werken is het een spel van kijken en bekeken worden, als in een videobewakingssysteem, maar dan in alle openheid.
Als de bezoeker onder het acht meter hoge houten gewelf doorloopt komen er met schrikwekkende vaart kleine cameraatjes en microfoontjes naar beneden gerold, als spinnen aan hun draad. Op een rij monitors, per stuk verbonden aan een van de zeven camera’s verschijnt, zolang die zich in een bepaalde cirkel onder de camera bevindt, het bovenhoofd of de verschrikte ogen van de toeschouwer. Eenmaal uit de actieradius gestapt schiet de spin weer omhoog, De kijker wordt al doende onderdeel van een wonderlijk werk waarin mens en machine elkaars gedrag aftasten in een fascinerende dialoog.
Bij en aan de grote muur tenslotte hangt ‘Two Worlds’ van Ed Pien (Taipei, 1958). Een installatie die bestaat uit 1800 A4 tekeningen, twee blauwe dekzeilen en een video die als lichtbron dient. Piens werk behandelt klassieke thema’s als angst en macht gecombineerd met de esthetische rijkdom van verschillende culturen.
De ijkpunten voor ‘Two Worlds’ zijn water, het blauw, watergeesten en de onder- en bovenwereld hiervan. Een enorme verzameling lyrische tekeningen in het midden van de muur vormt een groot beeld gekadreerd door een blauwe zeilwand waarachter een matrix van weer anders gekleurde tekeningen. Aan de andere zijde hangt een pilaar, waarbinnen het blauwe schijnsel van de pauzeknop van een videomonitor, een van lichtgevende tape gemaakte tekening doet oplichten. Het geheel is een hallucinant schouwspel waarin Pien in een wervelende stijl verslag doet van zijn recente bevindingen in Amsterdam en andere onderwerelden.