W139 reading #3
Hafjaarlijks programma bestaande uit 4 leesgroepen rondom verschillende culturele en actuele thema's. Reading 3 behandelt: Een reis door Cyberspace: cyberpunk en cyberculture, Michel Foucault, Roland Barthes en het plezier van de tekst, (p)rec(s)ente kunstgeschiedenis: 6 x postmodernisme, Spinoza.
Een reis door Cyberspace: cyberpunk en cyberculture
Door Suzanne Wallinga:
“The sky above the port was the color of television, tuned to a dead channel.” Dit is de openingszin van de in 1984 gepubliceerde roman Neuromancer van de Amerikaanse auteur William Gibson. Gibson geldt als een van de grondleggers van de stroming in de science fiction die wordt aangeduid als cyberpunk. Cyberpunkromans en -verhalen spelen zich doorgaans af in een niet zo ver in de toekomst gelegen wereld, die geheel in het teken staat van electronische technologie. Neuromancer kreeg al gauw een cultstatus en heeft veel invloed gehad op latere schrijvers en kunstenaars die dromen van een wereld waarin mens en machine hand in hand gaan, en waarin het nieuwe en het oude, het rationele en irrationele, geest en lichaam opnieuw door technologie gedefinieerd worden. In zes bijeenkosten wordt aan de hand van verschillende thema’s als technologie en mythologie; het lichaam; cyberspace; gender en seksualiteit de betekenis van cyberpunk voor de hedendaagse cultuur besproken.
Literatuur:
Gibson, William. Neuromancer. New York: Ace, 1984. (herdruk 2003 te bestellen via bol.com) ISBN: 9780441569595, Link.
Mul, Jos de. Cyberspace Odyssee. Uitgeverij Klement, 2002. ISBN: 9789077070123, Link.
Verder wordt in overleg met de deelnemers een aanvullend filmprogramma samengesteld.
drs. Suzanne Wallinga is docent kunstgeschiedenis aan de AKI Artez academie voor beeldende kunst en vormgeving. Ze studeerde Algemene Cultuurwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam, en sloot deze studie af met een scriptie over Artificial Life art. Suzanne is al haar hele leven gefascineerd door de nieuwe werelden die door technologie en kunst bereikt kunnen worden.
Michel Foucault De productie van de mens
Door Elise van Alphen:
De archeologie van ons denken toont eenvoudig aan dat de mens een uitvinding van recente datum is. En mogelijk ook dat zijn einde nabij is. (Foucault, De woorden en de dingen, p. 453.)
In navolging van Nietzsches uitspraak ‘God is dood’, verklaart de Franse denker Michel Foucault (1926-1984) de mens dood in De woorden en de dingen. Tegen het moderne Verlichtingsidee van de vrije en rationele mens in, stelt Foucault dat de mens slechts een historische constructie van de menswetenschappen is. Foucault laat ons in zijn historische analyses zien hoe de wetenschappen hebben vastgesteld wat normaal en menselijk is door steeds nauwkeuriger te definiëren wat er buiten valt, wat abnormaal en onmenselijk is. Voor de achttiende eeuw bestonden er bijvoorbeeld nog geen homoseksuelen, pedofielen en dergelijke, aangezien zo’n begrippenapparaat nog niet aanwezig was.
Foucault laat zien dat de wetenschap niet neutraal is, maar gekoppeld is aan macht; het weten vormt immers ons denken en ons gedrag. Macht onderdrukt volgens Foucault niet zozeer de mens, maar kneed de mens tot een volgzaam, nuttig en normaal subject. In de bijeenkomsten zullen we de normalisering en disciplinering van de mens verder bekijken. Eén van de aandachtspunten in de bijeenkomsten is of er nog een mogelijkheid van verzet is binnenin dit netwerk van macht en weten.
In de bijeenkomsten zullen we ons concentreren op Foucaults werk in de periode 1961 tot 1976. We zullen onder meer delen lezen van zijn volgende werken:
1961 Histoire de la folie à l’age classique
Vertaling: Geschiedenis van de waanzin in de zeventiende en achttiende eeuw.
1966 Les mots et les choses. Une archéologie des sciences humaines
Vertaling: De woorden en de dingen. Een archeologie van de menswetenschappen.
1975 Surveiller et punir. Naissance de la prison
Vertaling: Discipline, toezicht en straf. De geboorte van de gevangenis.
1976 Histoire de la sexualité. Tome 1: La volonté de savoir
Vertaling: De wil tot weten. Geschiedenis van de seksualiteit I.
Eerste bijeenkomst: Introductie en situering van Michel Foucault
Literatuur:
'Voorwoord' uit: Michel Foucault (1975) Geschiedenis van de waanzin in de zeventiende en achttiende eeuw. Meppel: Boom, pp. 7-12.
'De grote opsluiting' uit: Michel Foucault (1975) Geschiedenis van de waanzin in de zeventiende en achttiende eeuw. Meppel: Boom, pp. 47-71.
'De zinnelozen' uit: Michel Foucault (1975) Geschiedenis van de waanzin in de zeventiende en achttiende eeuw, Meppel: Boom, pp. 72-89.
Tweede bijeenkomst: De mens als constructie van het weten
'Voorwoord' uit Michel Foucault. De woorden en de dingen. Een archeologie van de menswetenschappen (2006). Amsterdam: Boom, pp. 7-20
'De mens en zijn verdubbelingen' uit Michel Foucault. De woorden en de dingen. Een archeologie van de menswetenschappen (2006). Amsterdam: Boom, pp. 359-404
Een korte samenvatting van de woorden en de dingen op papier die uitgedeeld wordt in de eerste bijeenkomst.
Derde bijeenkomst: Lichaam & macht
'Het lichaam van de veroordeelde' uit: Michel Foucault (2007) Discipline, toezicht en straf. De geboorte van de gevangenis. Groningen: Historische uitgeverij, pp. 10-47.
Vierde bijeenkomst: Het individu als effect van disciplinering
'De gehoorzame lichamen'. uit: Michel Foucault (2007) Discipline, toezicht en straf.
De geboorte van de gevangenis. Groningen: Historische uitgeverij, pp. 188-236
Vijfde bijeenkomst: De internalisering van de norm
'Het panoptisme', uit: Michel Foucault (2007) Discipline, toezicht en straf. De geboorte van de gevangenis. Groningen: Historische uitgeverij, pp. 270-313
'Twee typen macht. Kollege van 14 januari 1976.' Uit: Lambrechts, M/ (1981) Foucault over macht. Te Elfder Ure Jrg. 29, nr. 3. Nijmegen: SUN, pp. 573-587.
Zesde bijeenkomst: De bekentenis
'Scientia Sexualis' uit Michel Foucault (1984) De wil tot weten. Geschiedenis van de seksualiteit 1. Nijmegen: Sun, pp. 55-75.
'Recht over dood en macht over het leven' uit Michel Foucault (1984) De wil tot weten. Geschiedenis van de seksualiteit 1. Nijmegen: Sun, pp. 133-157.
Elise van Alphen is recentelijk afgestudeerd als humanistica aan de Universiteit voor Humanistiek en volgt nu de masteropleiding Wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam. Haar belangstelling gaat op dit moment uit naar het denken in de naoorlogse filosofie over de plaats en de functie van de mens.
Roland Barthes en het plezier van de tekst
Door Joep Stapel
Lezen is een scheppende activiteit. De tekst heeft niet een betekenis die de lezer ondergaat; de tekst verwerft betekenis in de omgang die de lezer met hem heeft. De lezer geeft tijd en aandacht aan de tekst, die onder zijn ogen groeit. Lezen verschilt eigenlijk niet zoveel van schrijven.
Roland Barthes (1915-1980), in de jaren ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw (samen met bijvoorbeeld Derrida en Foucault) een van de toonaangevende figuren van het Franse intellectuele leven, was bij uitstek een filosoof van de tekst. Anders dan bijvoorbeeld Foucault hield hij zich het liefst verre van het hectische Parijs en schreef in relatieve rust aan een oeuvre dat, in de loop van een grote filosofische ontwikkeling, steeds terugkeert naar dezelfde thema's: taal, teken en betekenis, beeld en verbeelding, mythe, en de tekst. De mens is voor Barthes eerst en vooral een talig wezen. Het gaat hem daarbij niet zozeer om taal als communicatiemiddel, maar om wat hij de ‘werkelijkheidscheppende functie van de taal’ noemt: taal is de manier waarop de werkelijkheid tot ons komt, en literatuur volgens Barthes is ‘taal in vrijheid’.
Barthes' carrière is nauw verbonden met de opkomst en ondergang van het structuralisme, een filosofische theorie die zich baseert op het idee uit de taalkunde dat taal te begrijpen is als verzamelingen van tekens die georganiseerd worden door de ‘diepe structuur’ van de grammatica. Het structuralisme ziet alle cultuuruitingen als ‘teksten’, en gaat op zoek naar de daarin verborgen patronen en structuren; de fenomenen van het menselijk leven kunnen alleen worden begrepen in hun samenhang. In de jaren ‘60 wordt dit idee van een onderliggende structuur in diskrediet gebracht; het poststructuralisme, een stroming die tegelijkertijd breekt met en voortbouwt op het structuralisme, onderzoekt nog steeds de taal in zijn interne samenhang, maar staat zeer vijandig tegenover de structuralistische poging om de menselijke fenomenen terug te brengen tot generalisaties en wetmatigheden. Deze ontwikkeling vindt men in hoofdlijnen terug in het werk van Barthes.
Barthes is boven alles een schrijver. Schrijven, in de geheel eigen definitie die hij daarvan geeft, noemt hij de wezenlijkste menselijke activiteit. Schrijven betekent niet alleen de pen op het papier, maar is een modus van omgang met de wereld, van taalgebruik, van lezen. Wie goed leest geeft de tekst plezier. Die uitspraak verwijst niet alleen naar een boek van Barthes uit 1972, Le plaisir du texte, maar vormt een rode draad in zijn hele oeuvre. Het is dan ook de bedoeling in deze leesgroep niet één boek van kaft tot kaft, maar een aantal min of meer representatieve teksten te lezen, opgehangen aan drie thema's: ‘Mythe en mythologie’, ‘Het plezier van de tekst’, en ‘Fotografie en de dood’. In grote lijnen wordt daarmee de chronologie van zijn intellectuele carrière gevolgd, van zijn doorbraak, Mythologieën, tot Camera Lucida uit zijn sterfjaar. De precieze indeling van teksten en bijeenkomsten wordt nader overeengekomen.
Literatuur:
Mythologieën (1957) – een bundel journalistieke stukken over alledaagse zaken, waarin Barthes steeds de ‘mythe van het natuurlijke’ aanwijst, en betoogt dat die mythe functioneert als een onderdrukkingsmechanisme van de burgerlijke ideologie. Wij lezen:
“De wereld van het worstelen”
“De Romeinen in films”
“De schrijver op vakantie”
“Het gezicht van Garbo”
“Wijn en melk”
“Het brein van Einstein”
“Noch-noch kritiek”
“Striptease”
“De nieuwe Citroën”
“De grote familie van de mens”
“Mythe vandaag” (een lang essay van meer theoretische aard).
“Change the object itself. Mythology today” (1971) – een kort essay waarin Barthes reflecteert op zijn eerdere project om mythologieën te ontmaskeren.
“The death of the author” (1968) – Barthes' beroemdste essay, waarvan de titel een heel eigen leven is gaan leiden.
“From work to text” (1971) – een systematische uiteenzetting over de overgang van ‘werk’ naar ‘tekst’, en de verschillen tussen beide categorieën.
Het plezier van de tekst (1973) – een reeks paragrafen over allerlei aspecten van het lezen, waaruit Barthes' opvatting naar voren komt dat men in het lezen geen vaststaande betekenissen tot zich neemt, maar die betekenissen mede schept (een integrale Nederlandse vertaling, zij het wat gefragmenteerd, en deels geannoteerd, is te vinden op taalfilosofie.nl. NB: de inhoudsopgave is alfabetisch geordend, ook in vertaling, waardoor de volgorde van de paragrafen in het Frans en het Nederlands van elkaar verschillen. Op deze website is ook een goede inleiding op het boekje te vinden.)
Camera Lucida (1980) – Barthes' laatste boek, en misschien zijn mooiste; aan de hand van een foto van zijn moeder als jong meisje, waarin hij haar, vlak na haar dood, plotseling terugvindt, gaat hij op zoek naar de essentie van fotografie, rakend aan herinnering en dood.
Joep Stapel studeerde muziekwetenschap en filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft over muziek (onder andere toelichtingen bij concerten in het Concertgebouw) en is verbonden aan een lectoraat van het Koninklijk Conservatorium Den Haag.
(p)rec(/s)ente kunsgeschiedenis, 6 x postmodernisme
Door Manuel Klappe:
Over kunst, theorie, tijd en een beetje geschiedenis. Een introductie in recente kunstgeschiedenis, zonder deze te definiëren. Tegen beter weten in toch proberen het beeld te vangen in het woord, om het genoegzaam weer te zien ontsnappen.
Door zes definities van het postmodernisme te lezen zal duidelijk moeten worden dat zo’n term niet eenduidig is. Lyotard en Habermas zijn het totaal niet met elkaar eens Bhabha en Jameson kunnen het beter met elkaar vinden, maar worden uitgelachen door Butler.
Naast de vergelijking met elkaar worden de teksten besproken met behulp van afbeeldingen van kunst uit de periode van publicatie. Zijn er sporen van de tekst in de kunst te vinden en/of andersom. Hoe is de relatie tussen theorie en het beeld. Verhouden zij zich direct tot elkaar, of zijn het eerder oorzaken erbuiten die op beiden invloed lijken uit te oefenen.
Door het zes keer over eenzelfde, door menigeen gedateerd genoemde, term te hebben probeer ik op mijn beurt niet zo zeer te zorgen voor meer kennis van kunst dan wel theorie, als wel voorzichtig te hopen op iets meer inzicht en een hiermee gepaard gaand relativeringsvermogen jegens beiden.
Idealiter wordt deze chronologische plaatjesreeks, vergezeld van tweewekelijks verplicht leesvoer, een plaats waar het enige wat duidelijk zal worden is, dat er niet zoveel mis is met onduidelijkheid. Dat dit niet hoeft te betekenen dat de drang naar duidelijkheid of het zoeken ervan altijd vruchteloos moet zijn, integendeel. En dat teksten lezen en plaatjes kijken met een aantal personen die net als jij geïnteresseerd, maar niet perse alwetend zijn, een bijzonder aardige manier is om een doordeweekse avond door te brengen.
Literatuur:
Lyotard (1979) The postmodern condition
Jameson (1984) Postmodernism, or the cultural logic of the late capitalism
Habermas (1987) The phylisophical discourse of modernity
Bhabha (1994/96) -tekst nader bekend te maken-
Krauss (1999) A voyage on the North Sea
Butler (2002) Postmodernism, a very short introduction
Spinoza
Door Michel van Dijk
Het is de grootste, maar ook de meest verguisde filosoof van Nederland. Waarom verguisd? Omdat de Joods-Amsterdamse filosoof Benedictus de Spinoza (1632 – 1677) een radicale criticus was van veel aspecten in de vroegmoderne Westerse samenleving. Zijn bijbelkritiek uit het Theologisch-Politiek Tractaat is nog steeds ongeëvenaard, zijn schimpscheuten tegen allerlei vooroordelen en bijgeloof zijn nog steeds zeer behartenswaardig om te lezen. Maar juist om zijn scherpe tong en even scherpe analyses was Spinoza voor veel mensen een verwerpelijke atheïst, een man die verdacht werd van ‘ongoderij’. Het begrip ‘Spinozisme’ stond in de 17e en 18e eeuw dan ook zo ongeveer gelijk aan een scheldwoord. Iemand die Spinozist was, kon een maatschappelijke carrière verder wel vergeten.
Toch zag Spinoza zichzelf vooral als een filosoof van de blijheid. Hij zocht naar een manier, een levensfilosofie waarmee hij mensen de weg naar het goede leven kon wijzen. Vooral in zijn hoofdwerk, de Ethica, zet hij deze filosofie uiteen. Dat doet hij aan de hand van een strikt mathematische betoogtrant, die is opgebouwd uit stellingen, axioma’s en andere vormen van bijna wiskundige bewijsvoering. Leven volgens de rede speelt in dat betoog een doorslaggevende rol. Alleen een mens die volgens de rede leeft, is niet langer speelbal van zijn grillige en oncontroleerbare emoties. Spinoza wees de emoties daarmee niet af, integendeel, hij erkende ze als een wezenlijk onderdeel van het menselijk bestaan, maar dan liefst wel geplaatst onder het wijze en beheerste leiderschap van de rede.
Spinoza wordt nog steeds veel gelezen, en nog steeds kan hij rekenen op veel aanhangers en liefhebbers. Zo is het een publiek geheim dat ook politici als Ronald Plasterk (die een borstbeeld van Spinoza op zijn werkbureau heeft staan) en Job Cohen Spinozisten zijn, een woord dat gelukkig niet langer meer een scheldwoord is. En de liefde voor deze Amsterdamse denker gaat dit jaar zelfs nog een stapje verder. Spinoza is samen met Annie M.G. Schmidt en Anne Frank een van de drie ikonen van Amsterdam Wereld Boekenstad 2008. Een mooie rehabilitatie voor een denker die eeuwenlang door velen in kerk en samenleving om zijn rijke gedachtegoed werd gewantrouwd.
Literatuur:
De Uitgelezen Spinoza, Herman de Dijn (uitgeverij Boom/Lannoo, ISBN 90 5352 509 2 (Boom) of 90 209 3787 1 (Lannoo))
Michel van Dijk is afgestudeerd filosoof, nu al jaren werkend als journalist/tekstschrijver, en geeft daarnaast lessen filosofie aan kinderen op basisscholen en begeleid leesgroepen vanuit de Amsterdamse Spinozakring.