29 jun – 28 jul 2002

De kelder in de vliering

Joris Brouwers, Isaac Carlos, Koenraad Dedobbeleer, Kaleb de Groot, Michiel Kluiters, Gabriel Lester, Hermann Maier Neustadt, Ingrid Mostrey, Ebru Oszeyen, Jan Verheyden, Freek Wambacq

De oorspronkelijke opzet van deze tentoonstelling betreft een rigoureuze daad van een letterlijk constructivisme; de plaatsing van een labyrintisch casco, een Escheriaanse binnenarchitectuur om het W139-interieur onherkenbaar en onzichtbaar te maken en te voorzien van een nadrukkelijk parcours.

Aan de kunstenaars werd gevraagd een ruimtelijke constructie te ontwerpen die in de eerste plaats een ervaring moest bieden; geen object of installatie maar een afgesloten module waarin eerder licht, maat, materiaal en de betekenis hiervan de belangrijkste onderdelen vormen. Deze modules, van welke vorm of maat dan ook, worden vervolgens aan elkaar gekoppeld om het publiek te verleiden tot de aanvang van een parcours, een ultra-korte levensloop.

In de laatste maanden hebben een vijftal samenkomsten met alle betrokkenen plaatsgevonden waar de discussie voornamelijk ging over de samenstelling van de verschillende ruimtes, hoe ze op de juiste, meest betekenisvolle manier gelinkt konden worden en de betekenis van dit soort werken in het algemeen. Werken waarvan ijk- en uitgangspunten als euritmie, het bouwskelet, bricolage, de efemere ervaring en fysieke montage de belangrijkste kenmerken zijn. De laatste jaren is er immers een opgang merkbaar waarin kunstenaars ruimtelijke omgevingen en nadrukkelijke macrostructuren ontwerpen waarin het publiek een fysieke participant is. Dit elan was dan ook het voornaamste selectiecriterium voor de deelnemende kunstenaars. Alle geselecteerden hebben in eerdere installaties, met deze werkwijze en vraagstelling, een belangrijke toon gezet.

De kelder in de vliering is ook een accumulatie van de persoonlijkheid van W139; het is uitgegroeid tot een produktiehuis voor grote, fysieke installaties. Alle middelen en expertise werden hiervoor aangewend. Bij de tentoonstelling verschijnt een speciale editie van HTV de ijsberg die ditmaal geheel aan de tentoonstelling gewijd is. De kunstenaars leverden een one-liner, die geheel conform de uitnodigingen die de Designpolitie het afgelopen jaar voor W139 maakte, geplaatst werden op muren in de stad.* Verder worden de bronnen van de werken in beeld belicht. Het ontwerp van deze HTV is, hoe kan het ook anders, door de Designpolitie en Juul Hondius gemaakt.

De kelder in de vliering begint met een gangenstelsel waarin Isaac Carlos als eerste een beroep doet op onze perceptie. Carlos voert een aantal latex acteurs ten tonele die onhoorbare zinnen uitspreken. We kunnen slechts vermoeden wat ze ons willen vertellen. Hun monologen vormen een beeldkakofonie van onuitgesproken woorden. Even later loodst Michiel Kluiters de toeschouwer een ruimte in die verwoordt wat normaal gezien altijd in de periferie, in het ontoegankelijke deel van een binnenarchitectuur functioneert. Het luchtafvoerstelsel van kantoren of fabrieken. Een rooster, een blik in de oneindige, letterlijke lucht. Daarnaast toont hij een print waarin dezelfde merites, kijkrichting en onderbroken beeld, een rol spelen. Kluiters' werk is pas rond als het gehele parcours is afgelegd. Vervolgens vervolledigen we, door er simpelweg omheen te wandelen, het werk van Gabriël Lester. Hij toont in vervolg op eerdere werken een theatrale ingreep waarbij de toeschouwer via inkijkjes een fysieke montage van het totaalbeeld maakt. Lesters' werk is altijd weer een feest van herkenning en vervreemding.

Plots houdt het algemene gangenstelsel op en worden we geconfronteerd met het meest rigoureuze gebaar. Een enorme, op precieze maat van de achterzaal gemaakte plastieken zak die de hele binnenarchitectuur vult en omvat. De zak wordt omhooggehouden door een constante luchtdruk van vele blazers en krijgt op die manier de statische energie om tegen de wanden te kleven. Dit werk, van Koenraad Dedobbeleer en de architect Jan Verheyden, die dit procedé ook zelf ontwikkelde, omhult in feite de gehele tentoonstelling. Zij hebben, om met de woorden van de dichter Paul Snoek te spreken, de zachte handen van een uitvinder, want ze zijn de scheppers van een luchtkasteel. De zak omhult ook ons als we kiezen waar we nu naartoe zullen wandelen. Het hoge keldertje van Joris Brouwers? Een trap omhoog leidt ons naar een uitgewiste ruimte. Brouwers bewerkte een gipsplaten module met teksten en tekeningen die vervolgens met vele liters Typex weer ongedaan gemaakt werden. Hij verwijderde hiermee niet alleen die toevoegingen, maar maakte in feite de gehele ruimte weer ongedaan of afwezig. Een subtiel concept over bestaan en absentie.

We kunnen ook kiezen om ons te begeven in de observatoria van Hermann Maier Neustadt. Twee cirkelvormige uitkijkposten, gemaakt van transparant-gekleurde platen van plexiglas, gunnen een gekleurde blik op de gehele achterzaal. Maier Neustadts werk biedt - in een zonnige en een duistere variant- een getroebleerd zicht op de tentoonstelling en zet de perceptie op losse schroeven. Net als bij Kluiters is zijn werk pas na verdere rondgang een geheel.

Nu dalen we af naar de wereld van Freek Wambacq, een rondgang langs vitrines, wanden, trappen en deurposten waarin intrigerende sculpturen meer opgeslagen dan getoond worden. De werken van Wambacq houden het midden tussen een overblijfsel en een subliem beeld. Ze dragen tegelijkertijd een banaal maar toch uitdrukkelijk vormgegeven mysterie. We komen nu opnieuw terecht bij een trap omhoog; een dakraam biedt een habitat voor tientallen krekels. Ingrid Mostrey bouwde een gazen appartement voor deze diertjes. Oog in oog kunnen we hun verrichtingen observeren. Mostreys ingreep geeft het gevoel alsof je vanuit een onderzeeër een terrarium inkijkt.

Er zijn nog twee werken belangrijk in de tentoonstelling. Ebru Öszeyens tentoonstellingsvoorstel bleek financieel onhaalbaar te zijn maar is in gedocumenteerde vorm even wezenlijk en past, niet alleen virtueel, geheel in het concept van de tentoonstelling. Tekst en uitleg van haar werk is dan ook in het HTV project opgenomen.

Tenslotte zijn er ook nog de uiterst subtiele ingrepen van Kaleb de Groot. Ook zijn werk is een kleine gedachte die op diverse plaatsen in de tentoonstelling opduikt. De Groot monteerde kleine hoeveelheden verpulverde Anabole Steroïden tussen het plaatwerk van het gangenparcours. Het spul is zo straf en sterk dat het het bouwmateriaal uit elkaar drukt en bizarre spleten en kieren veroorzaakt. Als omkering in gedachte, als kelder in de vliering kan dat tellen. Net als de andere werken een ruimtelijke ervaring in zijn meest pure vorm en betekenis. (Jean Bernard Koeman)

*ter hoogte van de Frederik Hendrikstraat 214